Een blog van Cyriel de Grijs

De tweede duikdag van de expeditie begint weer op tijd; tenminste dat is de bedoeling. Gisteren is in het holst van de nacht de shotline uitgegooid, zodat we ‘s ochtends snel aan de slag kunnen. Kapitein Pim moet van zijn bed gelicht worden, terwijl toch duidelijk was afgesproken hoe laat we zouden gaan duiken. ‘Hoezo nu al?’, roept Pim, ‘Mijn wekker staat op half zes, dus ik heb nog een uur!’. De oorzaak van de verwarring wordt snel duidelijk wanneer Pim’s telefoon geheel zelfstandig heeft besloten dat we nu we in Engelse wateren zitten, we ook de Engelste tijdzone aanhouden.

Mijn buddy Ernst springt voor mij het water in; hij is op het laatste moment nog even geholpen met een kleine materiaalstoring en is net op tijd gereed om te springen. Ik moet mijn best doen om hem bij te houden, en ook bij de afdaling gaat hij als een speer omlaag. Onderweg bedenk ik wat er aan de hand is: Ernst denkt dat ik voor hem uit ben en hij probeert mij bij te houden. Beneden aangekomen tik ik hem van achteren aan en geef hem het ‘OK’ teken; het kwartje valt.

Het zicht tijdens deze duik is beperkt. Han Lindeboom weet te vertellen hoe dit komt: Hier komt een koude zeestroom uit het noorden samen met een warmere stroom langs de kust: Dit is een plaats waar de algenbloei het sterkste is.

De tweede duik vindt pas plaats aan het einde van de middag, dus er is tijd om te sleutelen aan materiaal, er is tijd om de satelliettelefoon waarmee deze blogs naar wal worden gestuurd, aan de praat te krijgen, er is tijd voor het invullen van Oscar’s monitoring-formulieren, en, er is tijd voor een dutje.

Voordat de eerste duiker die middag te water gaat, worden we vanaf de boeien van de shotline aangekeken; een grijze zeehond kijkt nieuwsgierig heen en weer tussen de boei en ons schip. We zien nog meer zeehonden opduiken; dit, nog niet geïdentificeerde wrak lijkt erdoor omringd. Ik ben benieuwd wat voor schatten deze zeehonden bewaken. Niet veel later komen we daar achter.

Het wrak van ca 90 meter lang is zelf voor een groot deel verteerd, maar wat we aantreffen is toch duidelijk herkenbaar; spoorbalken en stenen bielzen vormden de lading van dit wrak, dat al sinds 1921 op de wrakkenkaart staat. Deze balken en dwarsliggers, intussen mooi begroeid door dodemansduim, vormen een mooie schuilplaats voor grote hoeveelheden noordzeekrab, kliplipvis, kabeljauw, kreeften en zelfs een zeewolf. Deze weigert zichzelf helaas te laten filmen en trekt zich terug in een holte.

Voor het avondeten krijgen we nog een laatste cadeau van de Noordzee, wanneer Ben roept: ‘Kijk, aan bakboord, vlak langs het schip! Dolfijnen!’