De wrakken waar we op duiken zijn indrukwekkend. Complete schepen, kottertjes, oorlogsschepen, uit elkaar gevallen schroot en ook een Russische onderzeeër. Eergisteren hebben we het meest noordelijke puntje van de expeditie bereikt, het wrak van de Interocean II, een gezonken olieplatform, waar het zicht matig was. Nu varen we in stapjes terug en komen weer in het heldere water van de Bruine Bank.
Als het anker vastligt op het wrak, blazen de eerste twee duikers een oranje boei op. De rest van de duikers kunnen nu om de beurt het water in. De fotografen en filmers voorop omdat de bodem dan nog enigszins stofvrij is. Dan de biologen, archeologen en supportduikers. De laatsten moeten vaak op de tast terug naar de ankerlijn omdat er na het snijden van netten geen hand voor ogen te zien is.
En voor de complete beeldvorming: de fotografen en filmers hebben vaak een ‘plan’, maar onderwater blijkt het meestal net niet uitvoerbaar. De 3 biologen zie je vaak niet verder dan 10 meter van het anker op 3 vierkante meter. Arjan en Niels speuren met camera’s naar kleine beestjes. En Joop neemt een grote stofzuiger om beestjes bruut mee op te zuigen. In een grote buis neemt hij een aantal monsters mee naar boven.
De supportduikers vullen in no time geroutineerd hun postzak om daarna nog wat bodemtijd over te hebben om het wrak te zien. Een aantal van hen duikt het liefst zo diep mogelijk het wrak in. En dat allemaal binnen een uur tijd op de kentering. Ondertussen scootert Kapitein Pim drie rondjes om het wrak heen en geniet van alle gekkigheid beneden.
En dan bovenwater. Bioloog Niels klaagt na afloop van de duik dat de route beneden niet goed genoeg was aangegeven. ‘Wij volgen een gidslijn en willen ons niet hoeven te oriënteren’. Ook stellen ze vragen als:
‘Lag het schip nu wel of niet op z’n kop’… Een beetje wrakduiker heeft vaak maar drie zwemslagen nodig om te bepalen wat stuurboord en bakboord is, waar de kanonnen te vinden zijn, de machinekamer of de brug. Maar als de wrakduikers daarentegen bovenkomen hebben ze meestal alleen maar noordzeekrabben en zeeanjelieren gezien en soms een kabeljauw. De biologen ‘scoren’ tientallen soorten. Dat hun inlevingsvermogen een beetje buitensporig begint te worden blijkt wel wanneer Niels heel stoer zegt: “Als ik beneden kom weet ik al wat ik kan verwachten. Ik VOEL gewoon of het voor de beestjes fijn is om hier te leven”…. Tja.