Blog van Wim van Urk.

Morgen is het zover.  De Expeditie Noordzee zit er voor mij en drie anderen alweer op. Terwijl het schip steeds kleiner wordt tot een klein grijs stipje in een immense zee, zal ik terugkijken op een heel bijzondere ervaring. De afgelopen dagen was dat stipje mijn wereld, samen met een gepassioneerde groep mensen die van de zee hun leven hebben gemaakt. Terwijl ik toch heel wat jaartjes bezig ben met het beleid voor onze Noordzee, ben ik nog nooit zo dichtbij geweest. Ik heb op een big screen kunnen meekijken door de ogen van duikers die de bodem van het Friese Front afstruinden, ik heb de Noordkromp in mijn handen gehad, die ik net daarvoor live heb zien ontdekken. Biologen hebben laten zien dat de waarde van gebieden vaak in de kleinste organismen zit. Veel beter dan dit wordt het niet.

Of toch wel? Wat we in die vier eerste dagen hebben gezien en bediscussieerd, geeft stof  tot nadenken. In de luwte van een wrak op het Friese Front vonden we zandkasteeltjes van kolonies rifbouwende kokerwormen en Noordkrompen. Is dit een glimp van de toekomst van het onbeviste deel van het Friese Front? Komen er weer zandriffen vol leven waar haaien en roggen hun eieren afzetten?  Is er een kans dat  de Platte Oester terugkeert in dit deel van Noordzee? Zijn kunstriffen kansrijk voor zowel natuur als voor voedselvoorziening? Geeft dit alles ook nieuwe perspectieven voor een bloeiende visserijsector? Ik moet geduld hebben, want veranderingen kosten tijd. Maar ik ben ervan overtuigd dat we zijn begonnen om uit het dal te klimmen. Er gebeurt in ieder geval het nodige: gebiedsbescherming, soortenbescherming, verduurzaming van de visserij en actief ecosysteemherstel.  En uiteraard, op een schip met mensen die laaiend enthousiast zijn over wrakken, is er heel veel gediscussieerd over het al dan  niet beschermen van wrakken.

Volgend jaar wil ik weer naar zee, maar dan met een viskotter. Ik hoop dat mijn anti-zeeziektepleisters dan ook zo goed werken