Wrakduikers en biologen: aan boord van de Cdt. Fourcault hebben we eigenlijk twee kampen tijdens Expeditie Doggersbank. De biologen willen graag eens op het zand duiken, de wrakduikers zijn meer van de zware metalen. De biologen hebben aan een duikgebied van een vierkante meter genoeg en kunnen zich een kwartier lang vergapen aan een of ander knotsslakje of marmerkreeftje, de wrakduikers gaan voor de ketels, de krukas, de boeg, de schroef en leggen vele meters af.

De biologen hebben allemaal een ronde pleister achter hun oor, Scopoderm. De wrakduikers slikken tegen zeeziekte hooguit een pilletje en moeten van die pleisters weinig weten. ,,De stipjes’’, noemen ze de biologen gekscherend. Direct te herkennen aan dat rare ronde ding achter de oren. De biologen hebben vanochtend een klein college gegeven over de fauna onder water: het heeft weinig zin om te letten op kleuren. Soms is een krabbetje bruin, soms is hij rood, maar het is de zelfde soort. Nee, we moeten letten op andere kenmerken: strepen, patronen, stippen… Nou ja, zo’n stip hadden we dus gespot bij de biologen. De tegenstellingen zijn een running gag aan het worden.

Vanavond liggen we voor anker boven een gezonken boorplatform: de Interocean II. De wind is flink aangetrokken, er staan golven van twee meter. Buiten is het guur, een striemende regen maakt dat je in een mum van tijd doorweekt bent, het water ziet er onaantrekkelijk uit. Maar wie trek heeft in een avondduikje op het platform, mag te water.

Drie maal raden wie aan dek blijven staan: vooral de wrakduikers. Van de biologen skipt er geen één de duik. Als ze na hun duik één voor één met het liftje aan boord worden getild, zien we alleen maar stralende gezichten: zes soorten naaktslakken, dodemansduim, zeedahlia’s, de Interocean II blijkt een bijzonder rijk onderwaterleven te hebben.

Watjes, vinden de biologen nu van de wrakduikers. En ze hebben gelijk.